Online verhalen
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.



 
IndexIndex  Laatste afbeeldingenLaatste afbeeldingen  RegistrerenRegistreren  Inloggen  

 

 Het Judascomplot - Onvoorziene Dreiging

Ga naar beneden 
AuteurBericht
Rubke




Aantal berichten : 1
Registratiedatum : 01-10-11
Leeftijd : 34
Woonplaats : Weert (Limburg)

Het Judascomplot - Onvoorziene Dreiging Empty
BerichtOnderwerp: Het Judascomplot - Onvoorziene Dreiging   Het Judascomplot - Onvoorziene Dreiging Icon_minitimeza okt 01, 2011 7:56 pm

Het Judascomplot
Boek 1 – Onvoorziene dreiging

Auteur: Rob Timmermans

Een toevalligheid is iets dat zonder aanwijsbare reden gebeurt en maar
af en toe voorkomt…
Een noodlot is een onafwendbare gebeurtenis die vaak niet meer teruggedraaid kan worden…

Maar wat nou als je op een noodlottig toeval stuit?

Hoofdstuk 1

EEN VRESELIJKE VAKANTIE
Zaterdag 19 augustus

Het was niet voor het eerst dat er sinds het begin van de zomervakantie, voor de zoveelste keer een ruzie was uitgebroken aan de ontbijttafel van Kloosterstraat nummer 15, waar de Anastasiussen woonde.
‘Dit is nu al de zoveelste keer deze vakantie!’ bulderde Antonius Anastasius, de man des huizes vanaf het andere eind van de grote eettafel. ‘Als jij nog één keer het lef heb om steeds te vragen waarom iets is zoals het is, ga je naar je kamer, begrepen?’
Anthony, hun zoon die net één maand twaalf was, probeerde het nóg een keer uit te leggen.
‘Maar ik wil weten waarom ik geen vrienden mocht uitnodigen op mijn verjaardag!’ zei hij op een toon die ervoor moest doorgaan dat hij toch écht een dappere poging ondernam om zijn eigen geduld niet opnieuw te verliezen.
Zijn poging om het antwoord van zijn oom te kunnen verstaan, ging verloren toen er opeens iets met een daverende dreun tegen het keukenraam vloog! De klap liet de borden en het bestek op de ontbijttafel rammelen en zorgde er zelfs voor dat de wijn die de moeder van Anthony, Clara Verweerden, dronk omviel en een gigantisch vlek maakte op het smetteloze witte tafelkleed.
Hierdoor werd de sfeer aan de ontbijttafel van Kloosterstraat nummer 15 nog méér dan ooit tevoren het geval was geweest deze vakantie, op de proef gesteld.
Zijn moeder Clara, een mager en langharige vrouw met stijl haar en hemelblauwe ogen, was dit keer (en dat verbaasde Anthony) als eerste opgestaan van haar stoel, schoof die met een luid schrapend geluid naar achteren en was zodoende nog éérder bij het raam dan haar man.
Dit betekende, zo hoopte Anthony, hopelijk dat er níét opnieuw een kanonnade aan gebulder van zijn vaders zijde zou losbarsten wanneer hij weer eens iets zag dat niet in deze wereld thuishoorde. Want daarvoor had meneer Antonius Anastasius doorgaans een onbeschrijflijke afkeer. Naar Anthony;s mening echter, zag het er eerder naar uit dat die afkeer was uitgegroeid tot de proporties die gepast zouden hebben bij een zeer ernstige vorm van fobie voor alles wat abnormaal is ten opzichte van de plaat waarin het zich afspeelt.
Meneer Anastasius was een mager man, met een blanke, deels vuurrode huid, ingevallen wangen, donkere reebruine ogen en nog altijd had hij pikzwart haar en dat ondanks zijn leeftijd van vierenveertig jaar!
Het verbaasde Anthony zo nu en dan nog steeds dat zijn beide ouders zo jong schenen te blijven dat het bijna beangstigend was. Zijn vader had nog altijd niet één enkele rimpel en, zoals gezegd, niet één enkele grijze haar.
Ook zijn moeder zag er, ondanks haar eerste, ondiepe rimpels niet ouder uit dan begin dertig. Haar ogen straalde altijd en waren nog even diepblauw als eerst. Haar mond was vol en haar lippen dik en roze.
Opeens klonk haar gedempt op vanaf het keukenraam.
‘Stasius…’ Haar stem klonk tot Anthony’s eigen verbazing (en ook die van zijn vader) schril, zenuwachtig maar ook angstiger dan dat hij haar ooit had gehoord!
Mevrouw Anastasius stond daar met haar hoofd naar beneden over het kozijn van het keukenraam gebogen en staarde naar buiten.
Anthony stond nu ook op van zijn stoel in een poging om over zijn moeders rug naar buiten te kunnen kijken. Dat lukte, maar dat hielp niet echt: er was namelijk helemaal niets te zien!
Toen ook meneer Anastasius zich bij zijn vrouw had gevoegd en nu óók vooroverbogen en hangend over het kozijn van het keukenraam naar buiten tuurde, raakte Anthony nogal lichtelijk aangebrand.
‘Clara er is écht niets te zien! Wat sta je nou in godsnaam te staan!’ hoorde Anthony zijn vader tegen zijn moeder zeggen op een toon die allesbehalve beheerst klonk.
Toen zijn vrouw echter nog steeds niet reageerde op zijn nadrukkelijke verzoek, raakte hij opeens een beetje gepikeerd en verloor zijn zelfbeheersing bijna wéér.
‘Kom in hemelsnaam overeind, Clara en kom eten!’ riep hij luid en de nadruk leggend op het woordje eten. ‘We hebben geen tijd voor dat soort onzin!’
Met grote overdreven luide passen liep hij naar de ontbijttafel en streek daar weer neer op zijn stoel.
Zijn vrouw, die weliswaar overeind was gekomen met zo’n gigantisch rood hoofd dat het was alsof al haar lichaamsbloed in één keer naar haar hoofd gestegen was, zei toen opeens merkwaardig
zacht: ‘Maar als het nou –’
‘…een verdomd schele pokkevogel is, Clara?’ Meneer Anastasius grijnsde brutaal naar haar.
Hij maande zijn donkere ogen tot spleetjes en grijnsde nog breder. ‘Nou dan zou ik hem daar lekker laten liggen!’ riep hij vol leedvermaak uit bij het zien van het geschokte uitdrukking die nu op het gezicht van zijn vrouw was verschenen.
Clara negeerde geërgerd de opmerking en draaide met een geweldige ruk haar lange, magere nek om die even misselijkmakend kraakte. En Anthony zag tot overmaat van ramp dat het gezicht van zijn moeder ineens dieprood kleurde en dat haar ogen opeens vuur schoten…
Anthony wist dat het voor zijn moeder een steek onder de gordel was, wanneer zijn vader zo over dingen sprak die net als zij óók leefde. Zijn moeder was een fervent dieren- en mensenrechtenactivist geworden vanaf het moment dat ze één spotje op televisie had gezien van de WSPA. Een van s‘werelds grootste organisaties op het gebied van dierenbescherming.
Desondanks meende hij te horen hoe zijn vader zijn strijdlust echter nog niet had laten bedaren, want ondanks de woeste en geïrriteerde houding van zijn vrouw kon meneer Anastasius het blijkbaar toch niet laten.
Anthony meende dan ook te horen hoe zijn vader zó zacht fluisterde dat zijn vrouw hem niet scheen te kunnen horen: ‘Vast weer zo’n blinde Vink! Stekeblind dat ie’ niet eens ziet waar hij precies vliegt!’ En hij voegde daar nog wat zachter aan toe dat Anthony bijna moest liplezen om het te kunnen verstaan: ‘Vloog ie’ maar restreeks in de braadpan dan hadden we er nu tenminste nog iets aan gehad!’
Blijkbaar had zijn vader besloten dat hij niet het lef had om die woorden hardop uit te spreken waar zijn vrouw bij was. En onwillekeurig was Anthony daar maar wat blij mee, want de sfeer zoals hij nú aan de ontbijttafel heerste, zo was het al vanaf het moment dat de schoolvakanties begonnen waren en hij na deze vakantie officieel tot brugpieper gebombardeerd zou worden wanneer het moment aangebroken zou zijn om naar de middelbare school toe te gaan.
Anthony was een jongen die daar (in tegenstelling tot vele anderen) erg tegenop zag. Daarnaast was hij in tegenstelling tot anderen een fanatiek lezer van boeken. En dat was óók iets waar schooljeugd doorgaans een pesthekel had. Daarom was hij van mening dat hij ook op school (net als hier thuis en in de buurt) niemand zou kunnen vinden om vriendschap mee te kunnen sluiten, laat staan slechts alleen maar het contact mee zou kunnen onderhouden. Dat laatste was een bijzonder groot probleem gebleken voor Anthony wat betreft de vrienden en vriendinnen die hij hier wel al had weten te maken. Sinds zijn thuiskomst en al vanaf meet af aan in de vakantie was thuis een ware hel, een psychische marteling en een mentale tweestrijd voor hem geweest.
Die ‘mentale tweestrijd’ die al vanaf de eerste vakantiedag in zijn hoofd gaande was had met iets te maken dat hij zijn ouders net vóór het begin van de vakantie had durven te vragen.
In juli zou hij twaalf worden en daarom was hij van plan geweest de vrienden en vriendinnen die hij wel had weten te maken en behouden uit te nodigen op een verjaardagsfeest dat hij helemaal zelf op touw wilde zetten.
Echter, toen hij al zijn moed bij elkaar had weten te rapen óm alleen maar tegenover zijn vader en moeder te durven uitspreken dat hij met dit idee speelde, kwam nog het daadwerkelijk vragen om toestemming. En dat was het dat ervoor gezorgd had dat er vanaf toen een bom werd gelegd onder de sfeer en naarmate de vakantie verstreek was die al minimaal twee keer ontploft.
De eerste keer was die keer dat hij aan zijn ouders had gevraagd of hij het feestje mocht houden.
Alléén die vraag bleek al teveel geweest voor de toch al onhebbelijke sfeer die er vanaf de eerste dag van de vakantie binnenshuis geheerst had.
Hierdoor had Anthony het vage vermoeden dat zijn ouders op de één of andere manier hadden geweten ast hij dit óóit zou gaan vragen.
Waarom hij dat had gedacht, wist hij niet. Misschien was het niet meer dan een voorgevoel geweest omdat hij zijn ouders inmiddels meer dan genoeg kende om te weten hóé ze in- en op bepaalde
Situaties en vragen zouden reageren.
Dit was er zo een geweest…
Ze hadden aan de ontbijttafel gezeten, hij en zijn ouders.
‘Mam, pap?’ had hij gezegd.
‘Ja, wat is er knul?’ had zijn vader vrolijk en op een gewichtige wijze geantwoord, zoals hij doorgaans altijd deed.
Zijn moeder was het niet ontgaan dat hij bijna niets had gegeten en helemaal niets meer vanaf het moment dat hij hen iets had willen vragen.
Anthony had zijn mes en vork neergelegd, was wat naar achteren geschoven op zijn stoel en had in plaatst van zijn ouders aangekeken, maar wat onbeholpen en met een benauwd en rood gezicht naar zijn handen gestaard die duimendraaiend in zijn schoot lagen.
‘Mag ik mensen op mijn verjaardag uitnodigen?’ had hij gevraagd en probeerde het nog voordat zijn beide ouders ook maar hadden kúnnen reageren met woorden, gelijk haastig vervolgd: ‘Kijkt mij lijkt het leuk om eens een verjaardagfeestje te organiseren om zo het contact met mijn vrienden en vriendinnen niet te verliezen. En daarom –’
Verder was hij nooit gekomen, want nog vóórdat hij nog één woordje meer had kunnen zeggen, had ging zijn plannetje alleen al door het zien van wat er daarna gebeurde in rook op: mevrouw Anastasius werd lijkbleek en viel achterover van haar stoel, met zo’n dreun dat de hele keuken trilde. De borden en het bestek op de tafel en in de kasten hadden luid gerammeld; meneer Anastasius, zijn vader, was met een paars gezicht dat verwrongen was van woede en verbijstering opgesprongen van zijn stoel die met een daverende dreun op de tegelvloer in de klapte!
‘Wát wil je organiseren?’ had hij uitgeroepen. ‘Wat wilde je organiseren? Een verjaardagsfeestje?
Hij had het naar Anthony’s mening laten klinken alsof het een strenge misdaad was om te verkondigen dat hij een verjaardagsfeestje wilde houden in zijn eigen huis.
‘Een feestje met al je ‘gewone’ vrienden? Die – die Nontovs?’
Ja, die ene vraag, die ene simpele vraag die eigenlijk had moeten uitdraaien op een goedkeuring had een fiasco betekend. Het had er ook nog eens, tot overmaat van ramp voor Anthony Anastasius zelf, voor gezorgd dat zijn vakantie zo mogelijk nóg saaier werd dat de voorgaande vakanties ooit geweest waren.
Hij realiseerde zich nu dat hij zulke vragen niet in het bijzijn van zijn ouders, moest stellen. En eigenlijk had hij dat al van tevoren kunnen weten. Maar er was in hem iets geweest dat wilde dat hij het had gevraagd, en dat iets was gepaard gegaan met een heel normaal menselijk gevoel: verlangen. Alleen had Anthony het wrange idee dat zijn ouders dat niet wilde zien, want dáár leek het inderdaad steeds meer op te gaan lijken. Want eigenlijk hadden zijn ouders vanaf zijn verjaardag steeds vreemder, ongezelliger en strenger tegen hem gedaan dan óóit eerder het geval was geweest.
Voor zover hij zich kon herinneren had hij nog nóóit één keer op zijn donder gekregen voor iets dat hij wel vroeg; doorgaan was dat vaak andersom omdat zijn ouders meestal vonden dat hij te stil was wanneer er ander gezelschap in huis was. Gezelschap dat gezien kon worden als bezoek.
Bezoek dat zijn ouders wel mochten ontvangen, terwijl ghij zijn bezoek niet eens mocht uitnodigen op een verjaardagsfeestje omdat hij twaalf geworden was.
Hierdoor was er binnenin hem iets veranderd. Iets volkomen anders…
Iets volkomen veranderd, maar ook was er iets geknapt in hem, als een ballon die met een naald wordt lek geprikt. En ook daarvan wist hij wat dat geweest was: het onderlinge blinde vertrouwen in zijn ouders.
Ook al was hij nu twaalf jaar jong en nog maar een kind, hij wist verdomde goed dat dit betekende dat het thuis vanaf nu nóóit meer hetzelfde zou zijn…
Er was definitief iets veranderd in huize Anastasius en dat alleen maar omdat hij twaalf jaar geworden was en hij vrienden op een verjaardagsfeestje had willen uitnodigen!
Ze aten verder in stilte.
Antonius Anastasius zat aan het hoofd van de tafel, met daarnaast, rechts van hem, op de hoek van de tafel zijn vrouw Clara Verweerden waarmee hij al negentien jaar gelukkig getrouwd was.
Verder was de familie Anastasius, behalve excentriek en volgens Anthony nogal wel eens volkomen tegendraads als het op principes aankwam, een volkomen abnormaal gezin voor normaal menselijke begrippen. Want normaal dát waren ze totaal niet!
Ze waren zelfs zo abnormaal dat de uitdrukking “Een Vreemde Vogel” niet zou volstaan om aan hun graad van abnormaliteit een graad toe te kennen!
En dat onderstreepte, vooral volgens hun zoon Anthony, nog maar eens hoe anders hij was dan zijn ouders. Volgens hem bestond er zelfs geen schriller contrast tussen zwart en wit als tussen hen.
Waar hij onbezorgd en moed toonde, waren zij overbezorgd en zo bang als een wezen; waar Anthony zeker van was, waren zijn ouders tot over-the-top onzeker over en hadden last van onverklaarbare faalangst.
Overbezorgde, bange wezels die last hebben van faalangst, dacht Anthony.
Oh, af en toe waren zijn ouders zulke lafbekken!
Maar de Anastasiussen hadden ook een geheim: een geheim waar Anthony totaal geen weet van wat, of althans daar gingen meneer en mevrouw Anastasius vanuit.
Bij het idee dat iemand (behalve hun zoon. Want het was toch uiterst ondenkbaar dat hun eigen zoon hierachter zou komen?) erachter zou komen, vluchten ze het liefst meteen hiervandaan, ook al wisten ze nog zo goed dat ze nergens heen konden en dat ze hier het meest veilig waren, terwijl ze elders als ratten in de val zouden zitten.
Want als iemand zou horen over “De Legende” zouden ze het liefst door de grond zakken van schaamte.
En al helemaal als ze hoorde… als ze hoorde over “Het Aloude Ritueel”, als iemand hoorde dat ze daarvan hadden afgeweken! Als dát aan het licht kwam zouden ze zich nog liever direct laten doodverklaren dan dat ze er ook maar één seconde bij stilstonden wat er hen boven het hoofd hing áls dat gebeurde…
Daarom hadden zij zich niet laten registeren en had niemand gemerkt dat er een stel ouders met een baby ontbrak – althans daar waren ze dan maar klakkeloos vanuit gegaan omdat er nooit een opsporingsvebel of zoektocht door het ministerie van hun land op touw was gezet om hen te vinden –
‘Pap?’
Het was de stem van Anthony die de ijzige, gespannen stilte die er in de keuken heerste zo onverwachts verbrak dat hij zich een ongeluk schrok en achterover viel van zijn stoel en met een nog hardere dreun nu zelf óók op de keukenvloer belandde. Terwijl het tweede glas wijn dat Clara Verweerden zich had laten ingeschonken door de wijnfles zelf opnieuw met een bons op het al met wijn bevlekte witte tafellaken omviel en zijn inhoud verspreidde als een plas bloed.
Ze slaakte een klein ontzet kreetje, terwijl ze opsprong van haar stoel en daardoor ook nog eens bijna de tafel omver stootte doordat haar bovenbenen de onderste rand van de tafel raakte.
Door al deze paniek hoorde zij niet alles van wat Anthony aan zijn vader vróég.
‘…bellen om te vragen of hij hierheen mag komen?’
Ja, en ook deze simpele vraag had nogal wat explosieve gevolgen voor ten eerste de sfeer aan tafel, maar nnog meer voor Anthony zélf.
‘Wát heb ik gezegd over het uitnodigen van Nontovs in ons huis!’ bulderde de zware donderende stem van zijn vader over de eettafel.
‘Ik wilde alleen maar –’
‘Niks te ja-maren, knul!’ schreeuwde zijn vader zó hard dat er een motregen van speeksel neerkletterde op de keukentafel. ‘Je weet best hoe wij over dat soort mensen denken…’
‘Nou, dat weet ik helemaal niet!’ riep Anthony verhit en ontsteld uit. ‘Jullie heben me nog nooit de reden ervan verteld!’
‘Hou je mond!’schreeuwde zijn vader.
‘Maar ik –’ piepte Anthony, en zijn stem sloeg op schrille wijze over.
‘Waar haal je het lef vandaan om ons de ‘waarom-vragen’ en sowieso elke vraag gewoonweg te blijven stellen! Heb ik je niet gezegd dat er iets zwaaide zodra je dat nog één keer zou doen?’
Anthony zei niets, durfde niet eens bevestigend te knikken.
‘Ik heb je gewaarschuwd, jongeman! In dit huis wordt niet over onze abnormaliteit met elkaar gesproken en vooral niet met die van het ‘andere soort’ mensen!’
Anthony staarde ontdaan en verbluft van zijn vader, wiens gezicht nu zo paars was dat menig ander hem acuut naar het ziekenhuis zou hebben gebracht in de veronderstelling dat hij aan een ernstig zuurstoftekort leed, naar zijn moeder wiens blanke gezicht zelfs zonder al die make-up die ze op haar huid smeerde om er oneffenheden mee weg te werken bleker dan een fles melk uitzag, terwijl ze zich trillend vastklampte aan de zitting van haar stoel.
‘En jij gaat daar geen verandering in brengen!’ voede zijn vaedr er nog met op elkaar geklemde kaken aan toe, terwijl hij zijn laatste happen naar binnen werkte en ze met een slok hete koffie wegspoelde.
‘Oké, oké, ik ga al, ik ga al!’ zei Anthony, die besloot dat dat maar ’t beste was voordat de bom dadelijk weer zou barsten. Hij sprintte de woonkamer uit en smeet de deur van de woonkamer met een keiharde klap achter zich dicht. (in de hoop dat zijn ouders zouden horen, al dan niet voelde hoe godsgruwelijk kwaad hij was en dat dat nog niets vergeleken was bij zijn vaders woede-uitbarsting van zojuist.)
Wonder boven wonder nam zijn vader, wiens hoofd zo rood was als een biet en nog zwaar nahijgend weer plaats in zijn stioel en trachtte intussen een confortabele, kalme houding aan te nemen, hetgeen Anthony verscheurde tussen de aandrang om keihard in lachen uit te barsten en te huilen van ellende.
Meneer Anastasius ging níét rustig zitten, schoof zijn stoel ook niet met enig beleid aan, en ademde intussen als een astmatische neushoorn. En terwijl zijn vrouw hem een overheerlijke coupe sorbetijs voorgeschotelde bleef hij Anthony vanuit zijn positie aan het hoofd van de eettafel nauwelettend in de gaten houden.
Anthony vóélde hij gewoon dat zijn vaders priemde blik hem genadeloos en zonder enige mededogen gadesloeg vanuit zijn plaats aan het hoofd van de keukentafel, terwijl hij met erg overdreven luid bonkende voetstappen uit de woonkamer marcheerde, de gang in holde en vervolgens pisnijdig de trap besteeg, waar hij zo mogelijk nog meer en nóg luider met zijn voeten op de traptreden bonkte, in de hoop hun woede expres nog wat meer aan te wakkeren; vooral die van zijn vader.
Een minuut later was hij op de overloop van de eerste verdieping aanbeland en daar sméét hij zijn kamerdeur met zo’n geweldige kracht open, dat deze tegen de muur aan sloeg en trillend algauw weer op weg was naar het deurkozijn waaraan hij toebehoorde. En terwijl Anthony zijn kamer nog steeds letterlijk stampvoetend van woede betrad, viel de deur met een korte, maar keiharde galmende ‘knal!’ achter hem genadeloos in het slot.

Hij kon gewoon niet bedenken wat het was dat deze vakantie totaal deed verschillen van alle voorgaande zomervakanties. Al vanaf het éérste moment dat hij ook maar één voet over de drempel van Kloosterstraat nummer vijftien had gezet, hadden zijn ouders hem behandeld alsof hij een ‘ongewenste persoon was’.
Maar dan wel een Ongewenst Persoon die qua ongwenstheid binnenshuis op nummer één staat, dacht Anthony verbitterd en verteerd door woede. Ook maakte zijn ouders gedrag hem de laatste tijd bijzonder moedeloos en voelde hij zich futloos; hij had geen zin om ook maar iets te doen waarbij hij anderen zou moeten betrekken.
Hij wilde niets liever dan alleen zijn…
Alleen, want zo had hij zich altijd gevoeld. Op de lagere school was hij ook het buitenbeetje geweest en hij had niet het idee dat dat zou veranderen wanneer hij naar de middelbare school zou gaan.
Oh, dacht hij, zich miserabeler voelend met iedere minuut die er verstreek, ze behandelen mij vast nog erger dan alle anderen!
Al kon hij geen reden bedenken waaróm dat hij dat verwachte.
Anthony plofte op bed neer en staarde mistroostig uit zijn slaapkamerraam en bedacht dat hij zich, sinds zijn 12de verjaardag die hij maar niet had laten doorgaan, nog nóóit zo alleen, ellendig en teleurgesteld had gevoeld in zijn hele prille leven zoals dat nú het geval was…
Na een hele tijd daar zo te hebben gezeten, stond Anthony op sjokte met gebogen hoofd naar het slaapkamerraam en tuurde mistroostig door de ruit.
Met een schok realiseerde hij zich dat er enige trijd mioest zijn verstrken, want de zonm was tegen de tijd dat hij uit een vreemde roer ontewaakte, al wat naar beneden gezakt.
Hoelang hij naar buiten had staan staren wist hij niet, maar hij merkte nog maar net op tijd dat zijn benen door het lange staan vermeoid waren geraakt en plofte opnieuw op bed neer en greep enkele boeken van de reeks boekenplanken die de muren waartegen zijn bed aanstond, rijkelijk overheersten, en plaatste die na enige tijd naar de kaften en de omslagen erbvan te hebben gestaard, weer terug, zonder in feite zich te realiseren wat hij eigenlijk in godsnaam aan het doen was.
In een oppertste poging zichzelf op te beuren pakte hij zijn favorite boek van de stapel en begon te lezen totdat het fantasyverhaal hem weer zódaig in zijn greep had, dat hij het besef van tijd weer eens totaal verloor. En lengzaam, héél langzaam nam zijn empatische vermogens hem mee in de surrealistische werkelijkheid van de wereld die in het verhaal doormiddel van woorden en zinnen vorm kreeg….
En terwijl hij las zakte de zon nog meer en meer, totdat ze uiteindelijk plaats moest maken voor een kraakheldere nacht.
Een veelbelovende nacht…
Een magische nacht…
Een nacht waarin wonderlijke dingen gebeurde die je zou zien als je het écht wilde. Maar óók als je, je ogen ervoor sloot en ontdekende dát het gebeurde, zou het hoe dan ook vannacht zeker gebeuren…

(wordt vervolgd!)
Terug naar boven Ga naar beneden
 
Het Judascomplot - Onvoorziene Dreiging
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Online verhalen :: Verhalen :: Fantasy-
Ga naar: