Ik weet nog niet hoe het gaat noemen, maar dit is er zeker een dat ik helemaal ga uitwerken.
Ik loop als eerste door de voordeur van onze nieuwe school. Mijn vier zusters lopen achter me aan. We zijn de Voremy. Elke keer als er een oorlog dreigt uit te breken gaan wij Voremy opzoek naar ridders. Het zijn geen gewone ridders, maar vijf jongens die gaan strijden om de wereld te redden. Uiteindelijk worden de krijgers door de Voremy gedood.
We weten dat de vijf in de buurt van deze school zijn. We moeten hen voorbereiden op hun strijd. We lopen naar het secretariaat en daar worden we begroet door een vrouw, van in de veertig, met lang zwart haar. ‘Jullie moeten de vijf nieuwe zijn,’ zegt ze glimlachend en ik kijk haar alleen afwachtend aan. ‘Ik zal jullie direct naar jullie les brengen,’ zegt ze en ze zoekt iets op in haar computer. ‘Sport?’ zegt ze verbaasd. Ik kruis ongeïnteresseerd mijn armen voor mijn borst. ‘Volg mij maar naar de sportzaal,’ zegt ze en ze gaat ons voor. Ambrosia kijkt me afkeurend aan, maar omdat ik de “leider” ben durft ze niets te zeggen. ‘Jullie kunnen je hier omkleden,’ zegt de vrouw en ze leidt ons een kleedkamer binnen. ‘Dan ga ik de leerkracht op de hoogte brengen en kunnen jullie meteen de les volgen.’ Arcadia bedankt de vrouw terwijl ik me begin om te kleden. ‘Rowan, als je je zo blijft gedragen gaan we opvallen,’ zegt Nala tegen mij. ‘Kleed je om. Ik zal me gedragen.’ Beloof ik haar.
We kleden ons in stilte om in dezelfde outfit. We hebben allemaal een zwarte top aan en een zwarte sportbroek. De Voremy tatoeage op onze ruggen is duidelijk zichtbaar.
Als we voor de deur van de kleedkamer staan, begeleidt de vrouw ons naar de deur van de sportzaal en gaat dan weg. Arcadia gaat als eerste naar binnen en houdt de deur open. Als we de zaal rond kijken zien we dat er alleen jongens in deze klas zitten. ‘Haren vast,’ zegt de leraar die op ons afkomt. We steken alle vijf onze donkere haren vliegensvlug op, met de speld die er al inzit. ‘Ik weet niet wat jullie meiden hier doen,’ zegt de leraar terwijl hij ons beter bekijkt. ‘Als jullie niet kunnen volgen vliegen jullie eruit.’ Ik zou liever zijn nek omwringen. Hij is in de dertig met blond haar en ik weet zeker dat hij zich jonger voelt dan hij is. Dat is te zien aan zijn trainingspak. Ik doe heel hard mijn best om mijn lach in te houden. ‘Begin maar te lopen met mijn jongens,’ zegt hij sarcastisch.
We beginnen te lopen en merken dat er toeschouwers in de sportzaal zijn. Langs de rand zitten meisjes in de tribunes. Als we voorbij hen lopen beginnen ze naar ons te wijzen en te fluisteren. ‘Ik heb het gevoel dat het hier nog leuk gaat worden,’ zegt Elle tegen mij. ‘Ik weet het. Jaloezie is altijd leuk,’ zeg ik terug en we blijven met vijf bij elkaar lopen. Als we even later terug langs de tribune lopen, zitten er heel wat meer mensen naar ons te kijken. Na vijftig rondjes laat de leerkracht ons stoppen en hij roept ons bij hen. ‘Nu jullie zo hard gezweet hebben mogen jullie even rusten,’ zegt hij en hij verlaat de zaal. De jongens gaan allemaal naar de tribunes en wij vijf zetten ons aan de andere kant van de zaal. ‘En aan het zweten?’ vraag ik sarcastisch aan de anderen. ‘Helemaal niet. Dit is saai,’ zegt Elle. ‘Ik ga straks een zielendief zoeken. Die laten me ten minste zweten,’ zegt Arcadia. ‘Wat denken jullie van vanmiddag?’ vraagt Ambrosia. ‘Ik heb messen bij.’ Ik kijk haar geamuseerd aan. ‘Ik ben er zeker van dat we er één in de buurt van school zullen vinden,’ zegt Nala blij. Ik weet wat we deze middag zullen doen. We gaan jagen! ‘Hoi ik ben Ellie,’ zegt een blond meisje dat even oud als ons lijkt, al kan dat nooit waar zijn. We kijken haar aan met een gezicht waarop volgende vraag is af te lezen: ‘Denk je dat dat ons interesseert?’ Ze blijft staan waar ze staat. ‘Ik ben de voorzitter van de klassenraad,’ zegt ze alsof dat ons iets moet uitmaken. ‘Al was je de koningin van de school,’ zegt Elle. ‘Dan zou het ons nog niets interesseren hoe je noemt,’ zegt Nala venijnig om Elles zin af te maken. Ellie kijkt naar mij alsof ze iets van sympathie verwacht. ‘Moet ik het spellen? Ga weg,’ zeg ik en ze draait zich om. Dat ze maar aan haar vriendjes gaat vertellen hoe wreed wij zijn. Ik heb geen zin in hun gezelschap.
Na de les gaan we meteen naar de kleedkamer, maar als we buiten komen staat Ellie ons op te wachten met zes vriendinnen. ‘Willen jullie bij ons aan tafel eten?’ vraagt ze. We negeren haar en lopen naar de uitgang van school. ‘Hey, meiden,’ zegt Jordan die buiten aan zijn rode sportwagen op ons staat te wachten. ‘Doe open,’ zeg ik en hij opent zijn koffer. ‘Ik dacht jij wapens bij had,’ zeg ik Ambrosia. ‘Geen wapens in school,’ zegt ze luchtig. Ik haal twee pistolen en twee messen uit de koffer. De anderen volgen mijn voorbeeld. We verbergen de wapens onder onze halflange zwarte jassen en kijken dan de parking rond. Blijkbaar trekken we een beetje aandacht. ‘Dank je, Jordan,’ zeg ik en hij rijdt de parking af. Sinds dat we Jordan twee jaar geleden ontmoet hebben hoort hij bij ons. Hij is een zo’n beetje onze loopjongen. We hoeven hem, maar iets te vragen en hij doet het. ‘Laten we vertrekken voordat het te laat is,’ zeg ik tegen de anderen en ze volgen me naar onze motors. Ik zie Ellie ons vanuit de deuropening afkeurend aankijken. Ik ga haar binnenkort een lesje leren.
Ik rijdt met het bos naast onze school in en als we in het midden komen zien we een zielendief. Hij kijkt ons verbaasd aan in zijn bijna doorschijnende gedaante. Als hij doorheeft wie we zijn slaat hij op de vlucht. We racen achter hem een en vuren onze wapens. Gelukkig zijn onze kogels niet dodelijk voor mensen, maar alleen voor zielendieven. De zielendief vertraagd doordat we hem verwond hebben. Ik spring als eerste van mijn motor om hem voor de zekerheid te ontdoven. Juist als ik over hem heen sta en hem wil onthoofde kijkt de zielendief me aan. ‘Elija?’ zeg ik verbaasd en de zielendief begint te lachen. Als hij me probeert aan te vallen schiet Arcadia een kogel door zijn hoofd en Elle onthoofd hem. ‘Wat is er aan de hand? Wie is Elija?’ vraagt Nala aan mij. ‘Elija is mijn broer. Hij is geen jaar ouder dan toen ik hem voor het laatst zag,’ zeg ik verward.