Ik moest een verhaal schrijven voor geschiedenis over de Amerikaanse burgeroorlog, nu ben ik benieuwd wat mensen er van vinden!
Het is 1 van mijn eerste verhalen, dus het is niet geweldig.
162 jaar geleden, in 1848 werd er een meisje geboren. 14 jaar later werd het zelfde meisje wakker van een zachte zingende stem. Lucy knipperde met haar ogen en keek recht in het gezicht van haar moeder, haar moeder zong een verjaardagsliedje. Lucy werd vandaag 14. haar vader was al vroeg vertrokken naar de katoenplantage.
“Kom je zo naar beneden?” vroeg haar moeder. Lucy mompelde iets en strompelde haar bed uit. Haar verjaardag werd nooit zo uitgebreid gevierd. Het maakte Lucy niet zo veel uit, ze wist niet beter!
Haar vader had nauwelijks aandacht voor haar. Haar vader was een stille en kille man. Hij was een slavenhouder: hij had totaal geen medeleven met zijn slaven, in tegenstelling tot Lucy. Ze probeerde, als haar vader het niet doorhad, contact te zoeken met de slaven. Haar vader had haar een keer betrapt, en dat heeft ze geweten! Even had ze gedacht dat hij haar slaaf zou maken, zo woedend was hij!
Haar moeder, daarentegen, was een zachtaardige vrouw. Ze probeerde altijd om de kloof tussen Lucy en haar vader te dichten, stiekem vond zij het ook niets dat haar man zo om ging met mensen. Ook al waren het zwarte. Maar ze was nu eenmaal getrouwd met haar man, daar kon ze niet omheen.
Lucy trok haar kleding aan en stommelde de trap af. Ze rook een heerlijke geur toen ze in de hal van hun kleine huisje stond. Zoals ze al vermoedde had haar moeder haar lievelings cake gemaakt. Lucy met een grote glimlach op haar gezicht aan de houten tafel zitten. Haar moeder legde een plak cake voor haar neus neer. Net toen Lucy een hap wilde nemen kwam haar vader binnen stormen. “Die brutale slaven! Er is weer een groep van die scharminkels ontsnapt!” Lucy’s vader stampte de kamer rond. Lucy’s glimlach verdween als sneeuw voor de zon. “Lieverd, ga even rustig zitten, neem ook een stuk cake,” zei Lucy’s moeder. Haar vader mompelde wat, Lucy’s moeder verstond het niet, maar Lucy had het maar al te goed gehoord: “Ik zou ze allemaal moeten afmaken,” had haar vader gezegd. Lucy stond met een ruk op, haar stoel viel naar achteren en kletterde op de grond. “Als je dat doet, dan, dan,” schreeuwde Lucy. “Dan wat?” zei haar vader kalm.
Lucy rende naar boven, ze wist niet wat ze moest zeggen. Haar moeder probeerde haar nog tegen te houden. Lucy sloeg de slaapkamer deur dicht, maar bleef in het trapgat staan, zo kon ze haar ouder horen praten.
“Ze wordt steeds brutaler!” riep haar vader. “Ze zou gewoon moeten begrijpen dat ik niet de kost wil verdienen in die smerige stink fabrieken, ze zou moeten weten dat dit leven veel beter is.” “Maar niet voor die arme slaven,” dacht Lucy. “Dat idiote noorden heeft veel te veel invloed op Lucy, ze gedraagt zich niet zoals mijn dochter zich zou moeten gedragen! Dat stomme noorden met hun ideeën over meer federale invloed, staten voor zichzelf is verreweg de beste optie! En die stompzinnige invoerrechten, ik werk me al uit de naad, laat staan als ze dat doorvoeren!” schreeuwde haar vader kwaad.
Lucy liep door naar de slaapkamer en ging bij het raam staan. In de verte kon ze de slaven zien werken, ze kon ze bijna zien lijden.
Lucy had wel eens gehoord over hoe het was in het noorden, daar was slavernij verboden. Er leefde mensen die het eens waren met haar: abolitionisten had haar moeder ze genoemd. Ze vonden dat slavernij permanent afgeschaft moest worden. Lucy had ook wel eens gehoord dat Abraham Lincoln de slavenhandel wilde afschaffen. Dat zou inhouden dat slavernij zou blijven bestaan, Lucy had liever dat het helemaal afgeschaft zou worden, het liefst vandaag nog! Ook vond Abraham Lincoln dat de unie behouden moest worden. Daar was Lucy het zeker mee eens.
Ze haatte het, continu in angst leven en slechte berichten horen, ze leefde in de tijd van de Amerikaanse burgeroorlog, ze herinnerde zich nog heel goed hoe het was voor de burgeroorlog, het was niet veel beter. Ze kon niet wachten tot het allemaal voorbij zou zijn, als het ooit voorbij zou gaan.
Ze hoorde haar vader opstaan, weglopen en de deur openen, hij zei nog iets wat Lucy niet verstond en liep toen weg.
Lucy keek uit het raam van de slaapkamer en zag haar vader met zijn gezicht op standje donder richting de plantage lopen. Ze woonden op de plantage.
Lucy liep snel haar kamer uit en de trap af. Ze wist wat haar vader ging doen: als hij zo keek, was hij uit of wraak, de slaven gingen er van lusten. Lucy zorgde ervoor dat haar moeder haar niet zag en glipte naar buiten. Haar moeder had haar waarschijnlijk overgehaald om niet te doen wat ze nu ging doen.
Lucy liep de zanderige weg over naar de plantage. Ze hield haar vader in het oog, hij mocht absoluut niet zien dat ze hem volgde.
Toen haar vader aankwam bij de plek waar de meeste slaven aan het werk waren, haalde hij zijn zweep tevoorschijn. Lucy draaide haar hoofd weg: dit hoefde ze niet te zien!
Ze dook weg achter het kleine schuurtje in het midden van de velden. Ze hoorde een vrouw gillen. Lucy wist waarom. Ze haatte haar vader!
Een klein zwart jongetje kwam stilletjes naar haar toe geslopen. Hij brabbelde iets was Lucy niet verstond. Waarschijnlijk zijn moedertaal, als hij die ooit heeft leren spreken, dacht Lucy. Ze tilde het jongetje op, even keek ze het jongetje in zijn ogen, ze zag iets in zijn ogen, het was angst. Hij was bang voor alles wat hij zou meemaken en meegemaakt had. Hiervoor was Lucy har vader gevolgd: ze zou stuk voor stuk slaven helpen ontsnappen. Ze zou het iedere dag doen, zodat het niet te veel zou opvallen. Er kwam een meisje naast haar staan. Lucy kon zien dat het meisje dreigend probeerde te kijken, het lukte het meisje niet, haar ogen stonden vol van verdriet, en angst, net als bij het kleine jongetje. Het meisje strekte haar armen uit. Lucy gaf het jongetje aan het meisje, het meisje hield het jongetje stevig vast en wilde weglopen. “Wacht” zei Lucy. Ze betwijfelde of het meisje haar had verstaan, maar ze stopte wel met lopen, dus blijkbaar had ze het begrepen. Lucy wenkte het meisje. Het meisje keek haar eerst wantrouwend aan maar kwam toen teruggelopen. Lucy wenkte haar weer, ze liep weg, haar vader was zo druk bezig met de andere slaven dat hij niets merkte. Lucy wist waar ze de twee jonge slaven moest afleveren: ze had wel eens voorzichtig rondgevraagd en iemand had haar verteld over de ‘ondergrondse spoorweg’ via die ondergrondse weg konden slaven ontsnappen naar het noorden, zodat ze vrij werden.
Na een halve dag kwam Lucy uitgeput terug, haar moeder was in de keuken bezig. Haar vader was waarschijnlijk nog op de plantage.
“Waar kom jij nou ineens vandaan? Ik dacht dat je al die tijd boven zat,” vroeg haar moeder. “Ik heb gezorgd dat dit mijn leukste verjaardag ooit is geworden mam,” antwoorden Lucy.