Hoofdstuk 1
Snelheid…
Gevaar…
Mijn haren wapperend in de wind. Mijn hartslag raast als een bezetene. Deze motoren zijn de beste aankoop die we ooit hebben gedaan. Wie had gedacht dat ik dat zou kunnen zeggen, over een verleden van duizenden jaren?
Tegelijk stoppen we op de parking van onze nieuwe school. Alle blikken zijn op ons gericht.
De nieuwelingen.
De vreemde nieuwelingen.
Gelukkig storen mijn zusters en ik ons er niet aan. We zijn krijgsters met een missie. Een belangrijke missie.
We zijn de Revo. Telkens als de duisternis de aarde wil overnemen, gaan wij, Revo, opzoek naar vijf ridders. Geen gewone ridders, maar ridders wiens ziel is vereist om de duisternis voor eeuwig te verjagen.
Het is de bedoeling dat ze door de ons worden gedood, nadat ze hun strijd gevoerd hebben.
Ik draai me om en kijk mijn zusters aan. ‘Laten we gaan, voordat ik van gedachten verander.’
Arcadia leunt over haar motor. Het is net alsof ze aan het poseren is voor een modeblad. Mannen van alle leeftijden vinden haar onweerstaanbaar en ze weet dat. Ze gebruikt dat! Niet dat je haar dat kwalijk kunt nemen.
‘School is goed voor je-‘ Ambrosia imiteert Nala. ‘Nietwaar?’ vraagt ze geërgerd.
‘Er zijn betere manieren om mijn manicure te ruïneren.’ Arcadia bestudeert haar nagels. ‘Ik vind het niet erg als ze breken doordat er bloed vloeit.’ Ze grijnst.
Hoewel ik zin heb in een goed gevecht, zeg ik: ‘Laten we gaan.’
Samen lopen naar het secretariaat; daar worden we begroet door een vrouw, van in de veertig, met lang zwart haar.
‘Jullie moeten de vijf nieuwe zijn,' zegt ze glimlachend en ik kijk haar alleen afwachtend aan. Het liefst schud ik haar door elkaar, zodat ze zich haast, maar ik hou mezelf in de hand. ‘Ik zal jullie persoonlijk naar jullie les begeleiden,' zegt ze en ze zoekt iets op in haar computer. ‘Sport?'
Haar verbaasde gezicht doet woede in me opwellen. Vrouwen kunnen evenveel als mannen en wij overtreffen de mannen.
Ik kruis ongeïnteresseerd mijn armen voor mijn borst. Humpf…ik heb een hekel aan ouderwetse mensen!
‘Volg mij maar naar de sportzaal.’ De vrouw loopt ons voor.
Nala kijkt me afkeurend aan, maar omdat ik de "leider" ben durft ze niets te zeggen. Elle buldert van het lachen, maar kan het voor de vrouw verbergen.
‘Jullie kunnen je hier omkleden.’ We worden een kleedkamer binnen geleidt. ‘Dan ga ik de leerkracht op de hoogte brengen en kunnen jullie meteen de les volgen.'
Nala bedankt de vrouw, terwijl ik me begin om te kleden. ‘Rowan, als je je zo blijft gedragen, gaan we opvallen,' zegt ze berispend.
‘Ik wist niet dat je mama was, Nala.’ Het sarcasme, van Ambrosia, is de druppel voor Nala.
‘Kleed je om.’ Sis ik voordat ze beginnen te kibbelen. ‘Ik zal me gedragen, Nala.'
In stilte kleden we ons om in dezelfde outfit: een zwarte top en sportbroek. De Revo tatoeage is duidelijk op onze ruggen zichtbaar. Het ziet er heel oud en magierijk uit. Zelf ben ik er gek van!
We lopen naar de sportzaal. Arcadia gaat als eerste naar binnen en houdt de deur voor de anderen open. Als we de zaal rond kijken zien we dat er alleen jongens in deze klas zitten. Ze bekijken ons alsof we miezerige insecten zijn.
‘Haren vast,' zegt de leraar die op ons afkomt. We steken alle vijf onze donkere haren vliegensvlug op, met de stokjes die er al inzitten. ‘Ik weet niet wat jullie meiden hier doen-' hij bekijkt ons van kop tot teen. ‘maar als jullie niet kunnen volgen vliegen jullie eruit.' Het is me duidelijk wie van ons beide er zal vliegen. De leraar is in de dertig met blond haar. Het is duidelijk dat hij zich jonger voelt dan hij in werkelijkheid is. Zijn trainingspak zegt al genoeg.
Ik doe heel hard mijn best om mijn lach in te houden. Waarschijnlijk maakt het geen goede indruk als je de eerste les al wordt buiten gesmeten.
‘Begin maar te lopen met mijn jongens,' zegt hij, terwijl hij ons negeert.
Als we beginnen te lopen, merken we toeschouwers in de zaal. Langs de rand zitten meisjes bovenaan in de tribunes.
‘Ik heb het gevoel dat het hier nog leuk gaat worden,' fluistert Elle.
‘Jaloezie is altijd leuk,' zeg ik. We leven voor de kick en sommige mensen hun jaloezie gaat heel erg ver.
Met zijn vijven blijven we bij elkaar lopen. Als we even later terug langs de tribune lopen, zitten er heel wat meer mensen naar ons te kijken. Ze wijzen en fluisteren, en doen duidelijk geen moeite om te verbergen dat het over ons gaat.
Na vijftig rondjes laat de leerkracht ons stoppen; hij roept iedereen bij zich. ‘Nu jullie zo hard hebben gezweet, mogen jullie even rusten.’ Hij kijkt even naar mijn zusters en mij. De verbazing staat op zijn gezicht te lezen. Hoofdschuddend verlaat hij de sportzaal.
Oeps… zijn plannetje om ons uit zijn les te kunnen verwijderen is mislukt. Ach, ja…
De jongens gaan allemaal naar de tribunes; wij vijven zetten ons aan de andere kant van de zaal.
‘Aan het zweten?' vraag ik, gespeeld bezorgd, aan de anderen.
‘Helemaal niet,’ zegt Elle ‘Dit…is…saai!' Elle leunt achterover op haar ellebogen. Door haar uiterlijk zou je denken dat ze poeslief is, maar ze is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
‘Ik ga een zielendief zoeken. Het is hier doodsaai.’ Arcadia begint aan een reeks sit-ups. Geen enkele kans laat ze onbenut om aan haar conditie en lichaam te werken. Waarom, begrijp ik niet. Het is niet alsof een van ons onsterfelijke lelijkheid heeft gekregen.
‘Wat denken jullie van vanmiddag?' vraagt Ambrosia nonchalant. ‘Ik heb messen bij.'
Geamuseerd kijk ik haar aan.
‘Ik ben er zeker van dat we er één in de buurt van school zullen vinden!’
Tevreden kijk ik Nala aan. Ik weet wat we deze middag zullen doen. We gaan jagen! Als Nala zegt dat we een prooi zullen vinden is dat zo!
‘Hoi, ik ben Ellie,' zegt een blond meisje dat even oud als ons lijkt…al kan dat nooit waar zijn.
We kijken haar aan met een gezicht waarop volgende vraag is af te lezen: ‘Denk je dat dat ons interesseert?'
Ze blijft staan waar ze staat. ‘Ik ben de voorzitter van de klassenraad,' zegt ze net of dat moet ons imponeren.
‘Al was je de koningin van de school—‘
‘Dan zou het ons nog niets interesseren hoe je noemt,' zegt Arcadia venijnig om Elle’s zin af te maken.
Ellie kijkt naar mij alsof ze iets van sympathie verwacht. ‘Moet ik het spellen?’ Ik kijk haar vragend aan. ‘Ga weg!' sis ik.
Vol ongeloof kijkt ze me aan; ik staar terug. Als ze zich omdraait, loopt ze naar haar vriendjes op de tribunes. Ik hoop dat ze aan hen gaat vertellen hoe wreed wij zijn, want ik heb geen zin in hun gezelschap.
Als we na de les uit de kleedkamer komen, staat Ellie ons op te wachten met zes vriendinnen.
‘Willen jullie bij ons aan tafel eten?' vraagt ze.
Haar negerend lopen naar de uitgang van school.
‘Hey, meiden,' zegt Jordan, die buiten aan zijn rode sportwagen op ons staat te wachten.
‘Doe open,' zeg ik enthousiast en tokkel op zijn kofferbak. ‘Ik dacht jij de wapens bij had, Ambrosia.’
‘Geen wapens in school,' zegt ze luchtig, terwijl Jordan de koffer opent.
Ik haal er twee pistolen en twee messen uit. De anderen volgen mijn voorbeeld.
We verbergen de wapens onder onze halflange zwarte jassen en kijken dan de parking rond. Zo te zien trekken we een beetje aandacht.
‘Dank je, Jordan.’ Ik kus zijn wang, voordat hij wegrijdt. Sinds we Jordan twee jaar geleden ontmoet hebben, hoort hij bij ons. Hij is een zo'n beetje onze loopjongen. We hoeven hem, maar iets te vragen en hij doet het. Ik denk dat de reden van zijn loyaliteit Elle is. Het is zo duidelijk dat hij verliefd op haar is, maar zij…
‘Laten we vertrekken voordat de lunchpauze over is,' zeg ik tegen de anderen. We starten de motoren en rijden de parking af.
Ik zie dat Ellie ons vanuit de deuropening afkeurend aankijkt. Arg…binnenkort ga ik haar een lesje leren!
Als we in het midden van het bos, naast onze school, komen zien we een zielendief. Hij kijkt ons verbaasd aan in zijn bijna doorschijnende gedaante. Als hij doorheeft wie we zijn slaat hij op de vlucht. We racen achter hem een en vuren onze wapens. Gelukkig zijn onze kogels niet dodelijk voor mensen, maar alleen voor zielendieven.
We hebben voor elk type wezen een dodelijk wapen, maar alle wapens zijn zo gemaakt dat ze op zijn minste schade aan elk wezen aanrichten.
De zielendief vertraagd doordat we hem verwond hebben. Ik spring als eerste van mijn motor om hem voor de zekerheid te onthoofden. Juist als ik over hem heen sta en wil toeslaan kijkt de zielendief me aan.
‘Elija?' Verbaasd kijk ik de zielendief aan; hij schaterlacht. Als hij me probeert aan te vallen, schiet Ambrosia een kogel door zijn hoofd en onthoofd Arcadia hem.
‘Wat is er aan de hand? Wie is Elija?' vraagt Nala aan mij.
Ik aarzel, want dit is onmogelijk. Dit kan niet waar zijn! ‘Elija… Elija is mijn broer.’ Ik kijk mijn zusters recht in de ogen. ‘Hij is geen jaar ouder dan toen ik hem voor het laatst zag.’