Proloog
Elke dag zit ik in stress. Elke dag vraag ik me hetzelfde af. Elke dag ben ik weer bang.
Ik kijk naar het NOS-journaal, terwijl ik met mijn telefoon speel.
Mijn voeten heb ik op de tafel gelegd en ik lig onrustig onder uit gezakt op de grote grijze hoekbank. Alle lampen in de kamer zijn gedoofd. Het enige licht dat ik zie zijn de lantaarnpalen die door de gordijnen schijnen en de bewegende beelden van de televisie. Bij elk woord dat lijkt op oorlog, Somalië of militairen spring ik op.
Dit gaat te ver. Denk ik bij mezelf.
Geheel uit het niets klinkt de berichttoon van mijn telefoon, ik schrik. Het geluid klinkt als een donderslag op een rustig weiland met een helblauwe lucht, totaal onverwacht. Ik schrik op en pak de telefoon die naast me op de bank ligt. Ik ontgrendel de telefoon en het verlichte display doet pijn aan mijn ogen.
Ik zie dat ik een whatsapp berichtje heb. Het berichtje komt van onze groep. Van de schrik laat ik bijna mijn telefoon vallen. Mijn handen beginnen te trillen en mijn hart bonkt in mijn keel.
Het zou toch niet waar zijn?
Mijn hart bonkt zo hard dat het naar mijn hele lichaam uitzaait en dankzij mijn trillende handen kan ik het touchscreen van mijn smartphone niet bedienen.
Waarom bericht iemand van onze groep ons? Is er nieuws?
De trilling van het gevoel van nieuwsgierigheid is groter dan dat van de trilling van mijn vingers. Ik open het whatsapp gesprek met de hoop op geen groot nieuws.